Normen

INDIVIDUELE BESCHERMENDE UITRUSTING – NORMEN

In principe kan, en moet het lichaam in zijn geheel beschermd kunnen worden tijdens de beroepsuitoefening.

Per land kan de wetgeving het dragen van PBM in het kader van bepaalde activiteiten verplichten, waaronder op het werk:

  • het dragen van een helm, hittebestendige helm, een klep op werkplaatsen en in bepaalde fabrieken;
  • het dragen van veiligheidsschoenen op werkplaatsen en in bepaalde industrieën;
  • het dragen van beschermingskleding (jas met dichte kraag en lange mouwen, afgesloten polsbanden, lange broek), eventueel handschoenen, brillen en masker:

¤ tegen spatten van chemische- of biologische producten;
¤ tegen hitte en vuurrisico;
¤ ter voorkoming van verwondingen (schuring, kogelvest) ;
¤ met hoge zichtbaarheid om aanrijding door een voertuig of hijsmachine te voorkomen; zoals een veiligheidshes met hoge zichtbaarheid,
¤ …

  • gehoorbescherming tegen lawaai;
  • ademhalingsbescherming: isolerend of filterend adembeschermend toestel (FFP beschermingsmaskers)
  • harnas en levenslijn (koord): valbescherming;

Een PBM moet gedragen worden om bescherming te kunnen bieden. Dit houdt in dat deze goed verdragen moet worden door de gebruikers, en de goede uitvoering van de taken niet mag verhinderen.

Opdat de gebruikers zich optimaal beschermen, moeten ze zich bewust zijn van het belang van persoonlijke beschermingsmiddelen, met cursussen over de dracht, en de risico’s die ze lopen tijdens hun beroepsuitoefening.

Definitie van PBM volgens de Franse Arbeidswet (volgens artikel R. 233-83-3 van de Arbeidswet*): « Een persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) is een apparaat of een middel bestemd om gedragen of vastgehouden te worden door een persoon, met als doel deze te beschermen tegen één of meerdere gezondheidsrisico’s, en de veiligheid van deze persoon te waarborgen. »

* Bijlage 8: Artikel L 233 – 83 – 3 van het Arbeidsrecht

De richtlijnen – De Europese normen

Twee richtlijnen zijn opgesteld door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), met als doel meer duidelijkheid te scheppen in de regels betreffende de veiligheid en gezondheid van de werknemers:

de richtlijn 89/686/EG*: deze richtlijn voor fabrikanten bepaald de regels betreffende productontwikkeling, de criteria en procedures voor commercialisatie op de Europese markt voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).

de richtlijn 89/656/EG**, betreft het gebruik van de producten; stelt de algemene regels en verantwoordelijkheden vast op gebied van de keuze en gebruik van PBM op het werk. Deze betreft de werkgevers.

In Frankrijk zijn deze twee richtlijnen aangenomen, en opgenomen in Besluiten en in de arbeidswet.

Voor fabrikanten van PBM-kleding zijn er specifieke voorschriften voor de vervaardiging van deze PBM: de normen.

De PBM classificatie

De Europese richtlijn 89/686 bepaald 3 PBM-categorieën:

  • Categorie 1: persoonlijke beschermingsmiddelen tegen lage risico’s. Dit zijn middelen die zonder enige deskundigheid en zonder hulpmiddelen bescherming bieden. Bij falen van de bescherming door deze middelen kan een gering en oppervlakkig letsel optreden. Markering: deze uitrusting moet voorzien zijn van de CE Markering.
  • Categorie 2: persoonlijke beschermingsmiddelen tegen middelhoge risico’s. Deze middelen beschermen tegen middelhoge risico’s op blijvend letsel. Markering: deze uitrusting moet voorzien zijn van de CE Markering, en het productiejaar.
  • Categorie 3: betreft hoge risico’s, met de dood of een handicap tot gevolg. De derde categorie PBM betreft middelen die beschermen tegen dodelijke risico’s, zoals een val van grote hoogte. Markering: deze uitrusting moet voorzien zijn van de CE Markering, het productiejaar en het nummer van het erkende laboratorium.

De expertise van Molinel in dienst van de bescherming van professionals

Omdat de veiligheid van professionals van hoogste belang is, heeft Molinel kleding ontwikkeld voor een optimale bescherming van werknemers. Ergonomie, bestendigheid, materiaal, normen: niets wordt aan het toeval overgelaten voor de meest geschikte kleding naar gelang de risico’s waarmee de professional te maken kan krijgen.

Norm EN 343: Bescherming tegen slechte weersomstandigheden
PBM Categorie 1: laag risico

Deze norm bepaalt de kenmerken van beschermingskleding tegen slechte weersomstandigheden onder temperaturen boven -5°C.

Deze norm omvat twee belangrijke kenmerken: de waterdichtheid van de kleding, en waterdampdoorlaatbaarheid.

Voor iedere kenmerk zijn 3 prestatieniveaus of klassen bepaald (klasse 3 voor optimale prestatie)

Norm EN 13034 +A1 – 2009 (type 6): Beperkte bescherming tegen Beschermende kleding tegen vloeibare chemicaliën
PBM Categorie 3: hoog risico

Deze Europese norm bepaalt de minimumeisen met betrekking tot beschermende kleding tegen chemicaliën, voor een beperkt gebruik of herbruikbaar, die een beperkte bescherming bieden.

De beschermende kleding tegen chemicaliën voor een beperkt gebruik zijn ontworpen voor hergebruik in geval van eventuele blootstelling aan lichte verstuivingen, sproeimiddelen of lage druk spuitbussen, lichte spatten, en bestemd voor situaties waar het risico als laag is geëvalueerd en waar een volledige vloeibare permeatie barrière niet vereist is.

Norm EN 14404: Kniebescherming
PBM Categorie 2: matig risico

De knielende houding is geen natuurlijke werkhouding.

Zonder kniebescherming kunnen de werkers lijden onder de oncomfortabele houding of directe verwondingen verzaakt door harde oppervlakten, kleine steentjes en dergelijke die op het oppervlak liggen.

Knielend werk kan ziekten veroorzaken als hygroma cysticunm aan de knie, of scheurtjes in het kraakbeen van de knie, als gevolg van permanente druk op de knie.
Knielend werk kan de werknemers tevens blootstellen aan corrosief of giftig materiaal.

De werknemer moet dus een broek en kniebescherming dragen die rekening houdt met deze elementen, en hem verzekeren van voldoende bescherming.

Er wordt dus een specifieke bescherming aangeraden voor alle handelingen die in deze positie uitgevoerd moeten worden.

Deze norm zet de eisen uiteen met betrekking tot de kniebescherming bij knielend werken.

Er bestaan twee soorten beschermingen:

  • Type 1: losse bescherming, dat om de been bevestigd wordt
  • Type 2: schuimplastic of andere opvulling voor kniezakken op broekspijpen, of permanent aan de broek bevestigd.

Het prestatieniveau van deze beschermingen worden als volgt geëvalueerd: (de prestatieniveaus worden bepaald door de min of meer moeilijke testomstandigheden)

  • Niveau 0: vlakke grond – bestendigheid tegen indringing wordt niet vereist.
  • Niveau 1: de kniebeschermingen worden geacht geschikt te zijn voor een vlakke grond waar weinig risico bestaat om voorwerpen van meer dan 1cm tegen te komen.
  • Niveau 2: deze kniebeschermingen worden geacht optimale bescherming te bieden onder moeilijke omstandigheden, zoals knielend werk op gespleten rotsen in mijnen en steengroeven.

Pas op, deze norm is niet van toepassing op medische kniebescherming, of kniebescherming bij sporten.
Deze norm biedt een efficiënte bescherming bij knielend werk. Niettemin kan geen enkele bescherming garanderen dat werknemers geen medische complicaties zullen krijgen als ze urenlang geknield moeten blijven.

Norm EN 11611: Bescherming bij lassen en verwante werkzaamheden
PBM Categorie 2: matig risico

La présente n Deze norm legt de minimale basisvereisten vast voor minimale veiligheid, en de testmethoden voor lasserskleding (…) bestemd om het lichaam te beschermen, hoofd (bivakmuts) en de voeten (beenbescherming) inbegrepen, en die gedragen moeten worden tijdens laswerkzaamheden, en andere technische werkzaamheden waar soortgelijk risico gelopen wordt (…).

Deze beschermkleding beschermt de drager tegen:
• Spatten (kleine stukjes smeltend metaal),
• kortstondig contact met een vlam,
• stralingswarmte van de lasboog
• en moet een bepaalde graad van elektrische isolatie bieden bij ongewild contact met een elektrische geleider met een voltage boven of rond de 100 V gelijkstroom, onder normale lasomstandigheden.

Deze norm bepaald twee klassen, met de prestatie-vereisten.

Norm EN 11612: Bescherming tegen hitte en vlammen
PBM Categorie 2: matig risico

De prestatie-vereisten in ISO 11612:2016 zijn van toepassing op de artikelen betreffende de kleding die voor zeer uiteenlopende doeleinden gedragen kunnen worden, waar de behoefte bestaat voor kleding met beperkte vlam verspreidende eigenschappen, en waar de drager blootgesteld kan worden aan warmte door straling, door convectie, of door contact met stukjes/spatten van smeltend metaal.

Onder de gevaren genoemd in deze norm, bestaan er drie prestatieniveaus (1: laag risico tot 3: hoog risico)

Verklaring van een pictogram: Bijvoorbeeld: EN 11612 (A,B1,C1,X,X)
1 : Beperkte vlamverspreiding (A)
2 : Convectiewarmte (van B1 tot B3) in overeenstemming met de norm EN 367
3 : Stralingswarmte (van C1 tot C4) in overeenstemming met de norm EN 366
4 : Het spuiten van gesmolten aluminium (van D1 tot D3, X = Niet getest) In overeenstemming met de norm EN 373
5 : Het spuiten van smeltend gietijzer (van E1 tot E3, X = Niet getest) – In overeenstemming met de norm EN 373

Norm EN 1149-5: bescherming elektrostatische eigenschappen
PBM Categorie 2: matig risico

Deze norm specificeert de vereisten voor elektrostatisch geleidende kleding om vonkvormende ontladingen te voorkomen.

Pas op: deze eisen zijn niet voldoende in een ontvlambare omgeving verrijkt met zuurstof, of als bescherming tegen netspanning.

Norm IEC 61482: Beschermende kleding tegen thermische gevaren van een elektrische boog

Deze norm is opgesteld voor kleding die bescherming biedt tegen de thermische gevolgen van een elektrische boog, gebaseerd op:
• de algemene eigenschappen van textiel
• de eigenschappen voor thermische bestendigheid tegen de boog

De eisen voor deze norm beschermen niet tegen een elektrische schok, of lawaai, UV stralen, stukjes metaal, giftige beïnvloeding.

Wat is een elektrische boog?
Een vlamboog wordt ook wel elektrische boog of lichtboog genoemd. Het is het verschijnsel dat ontstaat als tussen twee elektroden een elektrische lading wordt geleid, als gevolg van een storing (bijvoorbeeld bij kortsluiting).

Deze elektrische ontlading tussen twee geleidende elektroden
• Spuit een moment (0,5 tot 1sec; zelden >1s).
• Ontwikkeld een zeer sterke stralingswarmte (1.000 tot 10.000°C)
• Metaal wordt opgedampt, en stukjes metaal vliegen in het rond
• Verzaakt een geluid dat 165 dB kan bereiken

Norm EN 812

De norm EN 812: A1 betreft stootpetten (anti-scalp) voor regelmatig gebruik. beschermen de drager tegen de gevolgen van het stoten van het hoofd tegen harde stilstaande voorwerpen, waardoor de drager bewusteloos kan raken, of oppervlakkige scheuren en verwondingen kan veroorzaken.
Ze worden vooral binnen gebruikt, maar kunnen tevens voor enkele beroepen buiten gebruikt worden.
Een stootpet kan niet gebruikt worden als bescherming tegen vallende voorwerpen; in dit geval is een Industriële veiligheidshelm vereist, die voldoet aan de norm EN 397.

Norm EN 20471: hoge zichtbaarheidskleding
PBM Categorie 2: matig risico

De norm EN ISO 20471 bepaald de kenmerken voor kleding met als doel de aanwezigheid van de gebruiker zichtbaar te maken (vervangt sinds 1 oktober 2013 de norm EN 471 :2003 + A1 2007). Ze zijn bestemd om de drager zichtbaar te maken voor bestuurders van voertuigen en andere mechanische uitrustingen, onder alle lichtomstandigheden, overdag en ’s nachts in de lichten van een voertuig.

De gebruikers moeten bij de keuze van hun bescherming rekening houden met de omgeving, en de kleur kiezen die voor optimaal contrast zorgt.

Indien het hoogste zichtbaarheidsniveau gewenst is, wordt aangeraden het fluorescerende product te kiezen met het hoogste retro-reflecterende coëfficiënt.

De signalisatiekleding is onderverdeeld in drie klassen:

– klasse 1 : bepaald het laagste zichtbaarheidsniveau
– klasse 2 : bepaald een tussenliggend zichtbaarheidsniveau
– klasse 3 : bepaald het hoogste zichtbaarheidsniveau

Iedere klasse bepaald een minimumoppervlak aan Hi-Viz-materiaal voor de basiskleding: basismateriaal (fluorescerend) en reflecterend materiaal (banden) – zie het onderstaande schema.

Het minimumoppervlak aan Hi-Viz-materiaal (hoge-zichtbaarheidsmateriaal) in m²:

 Klasse 1 Klasse 2Klasse 3


Fluorescerend textiel

0.14  m²0.50 m²0.80 m²
Reflecterende band0.10 m²0.13 m²0.20 m²

De ontwerpeisen voor de plaatsing van het reflecterend materiaal staan eveneens in deze norm.

De kleding moet volledig van hoge zichtbaarheidsmateriaal vervaardigd zijn. Om de zichtbaarheid aan alle kanten te garanderen (360° zichtbaarheid), is het belangrijk dat de horizontaal reflecterende banden en het fluorescerende materiaal het bovenlijf, broekspijpen en de mouwen omringen.